Joon voelt hoe zijn hart op en neer gaat. Hij moet iets doen, hij kan niet zomaar in de bibliotheek blijven. Dan zit hij er misschien tot morgenvroeg. Hij knijpt zijn ogen even dicht en zet een stap naar voren.
In de gang ziet hij een zacht paars licht dat naar een deur in de verte leidt. Dat is zijn uitweg. Het is gewoon een gang naar de achterkant van de bibliotheek. Of liegt hij zichzelf iets voor?
Aan de deur houdt hij zijn adem in. Hij heeft al veel verhalen gelezen over mysterieuze deuren. Meestal zit er een monster achter, of een boef, zelden een schat. Kan hij dan niet beter omkeren? Zijn hand ligt op de klink. Zijn nieuwsgierigheid wint het voor een keer van zijn angst. Hij duwt de deur open.
Wat. Is. Dit?
Het eerste wat hij ziet zijn boeken. Honderden boeken, duizenden boeken. De ruimte heeft wanden die alleen maar bestaan uit boeken, van onder tot boven. Dat er in het midden ook zetels, een pooltafel, een kickertafel, een gamehoek en een toog staan, merkt hij nauwelijks op. Zijn ogen glijden over de ruggen van de boeken, zijn kostbare goud.
Is dit gewoon een uitbreiding van de bibliotheek? Hier ligt nog een schat aan materiaal dat hij nog niet heeft gelezen. Waarom is hij hier niet eerder geweest?
Hij loopt naar de kast die het dichtste bij hem staat en laat zijn vinger over de ruggen glijden. Zijn angst van daarnet is weg, zomaar verdwenen. Tussen boeken is hij op zijn gemak. Hij neemt een boek over een vriendenclub en nestelt zich in een van de zetels.
Even vergeet hij dat hij naar huis moet. Zijn papa en diens mogelijke boosheid zijn plots ver weg. Zijn ogen zoeken zich gretig een weg door het boek. Hij leest snel, het gaat over een feestje, de vrienden in het boek maken plezier. Hij hoort het bonken van de muziek in zijn hoofd.
Wacht eens.
Dat is niet in zijn hoofd.
Hij hoort de muziek echt.
Reactie plaatsen
Reacties