Nina – McMedicijn

 

Nina voelt aan haar neus. Ze weet nu al wat de dokter gaat zeggen. Dat ze minder in haar neus moet peuteren, want op die manier kunnen er bloedneuzen ontstaan of kan je zelfs pijn krijgen aan je neusbeentje. Dat weet ze zelf ook wel, daar heeft ze echt geen dokter voor nodig.

De deur van de dokter gaat open.

‘Volgende.’

Dat is Nina. Ze twijfelt. En dan wijst ze naar een oude vrouw die naast haar zit. De vrouw knikt haar dankbaar toe, blij dat ze een plaats mag opschuiven. Wanneer de dokter en de vrouw verdwenen zijn, staat ze snel op van haar stoel in de wachtkamer en verlaat de dokterspraktijk. Ze heeft een plan nodig.

Thuis kijkt haar mama haar onderzoekend aan.

‘Is het al beter?’

Nina knikt en wijst naar de hamburger in haar hand. Die heeft ze onderweg opgepikt.

‘Ja, hoor. De medicijnen helpen heel goed.’

‘Welke medicijnen moet je nemen?’

‘Deze.’

Nina wijst op de hamburger en neemt opnieuw een grote hap. Hij smaakt heerlijk.

‘Een hamburger?’ vraagt mama verbaasd.

Nina haalt haar schouders op.

‘De dokter heeft gezegd dat ik minstens een keer per week naar McDonald’s moest. Hij heeft gelijk, het gaat al veel beter.’

Mama lijkt niet erg onder de indruk.

‘Oké, en nu echt, wat heeft de dokter gezegd?’

Hier heeft Nina zich op voorbereid. Ze is na het bijna-bezoek aan de dokter nog even langs haar vriend Malek geweest. En die heeft haar geholpen bij het beste excuus ooit. Ze neemt haar tas en haalt er een briefje uit. Ze houdt het voor de neus van mama. Die laat er snel haar ogen over gaan.

‘Dat heb ik nog nooit meegemaakt’, zucht ze. ‘Wat voor een dokter is dat?’

Gelukt, denkt Nina. Mama gelooft echt dat het briefje van de dokter komt. Maar Nina en Malek hebben het daarstraks zelf gemaakt, met een levensechte doktershandtekening onderaan. Ze bereidt zich al voor op enkele heerlijke weken vol hamburgers en frietjes. Zo mag de neuspijn een tijdje blijven duren.

‘Ik ga hem bellen’, zegt mama.

Ai.

De hamburgers zullen nog even moeten wachten. Mama grist het briefje uit haar handen en zoekt een telefoonnummer. Nina kijkt bezorgd mee. Welk telefoonnummer heeft Malek erop gezet? Ze herkent de nummers. Is dat niet… het telefoonnummer van Malek? Mama gaat hem bellen!

Wacht, dat is misschien net goed. Snel neemt Nina haar telefoon en stuurt een berichtje naar Malek.

 

Je bent vanaf nu dokter Malek.

 

Meer krijgt ze niet getypt, mama is al aan het bellen. Er wordt opgenomen aan de andere kant van de lijn.

‘Ja, dokter, u spreekt met de mama van Nina. Ik heb een rare vraag. U zult het niet geloven, maar Nina is thuisgekomen met een voorschrift dat ze…’

Mama zwijgt en luistert.

‘Voor die neuspijn, ja. Wat zegt u. McDonalds? De nodige eiwitten?’

Mama kijkt naar Nina met een mengeling van ongeloof en schaamte omdat ze Nina niet geloofde.

‘Juist. Goed. Als u het zegt. Ja, dag dokter.’

Mama kijkt Nina aan. Zou ze doorhebben welk spel er gespeeld wordt. Nina durft haast niet terug te kijken.

‘Ik ga je steunen’, knipoogt mama. ‘Alleen ziek zijn is niet prettig. We gaan vanaf nu elke week samen naar McDonald’s.’

 

 

Angelina – Fakenews

 

Angelina kijkt naar de bal in haar handen. Ze heeft zoveel zin om er een trap op te geven. Zoals een echte voetbalster de bal in het hoekje van het doel deponeren. En het doel is in dit geval de ruimte tussen de staande lamp en de zetel.

Ze legt de bal op de grond en neemt een aanloop. Even twijfelt ze. Ze heeft onlangs verschillende verhalen gelezen over kinderen die een lamp stukmaakten en daarna moesten liegen tegen hun ouders. Dat zal haar niet overkomen, zij kan tenslotte wel met een bal om.

Ze geeft een trap op de bal. Die gaat mooi tussen de zetel en de lamp. Zie je wel, als je kan voetballen hoef je je geen zorgen te maken.

Maar dan ketst de bal op de salontafel en begint aan zijn weg terug. Angelina houdt haar hart vast, maar zucht wanneer ze de bal rakelings langs de lamp ziet rollen. Om dan tegen de boekenkast te vliegen. De schok doet de kast even trillen, niet heel erg hard, maar hard genoeg om een van de losstaande boeken bovenaan uit zijn evenwicht te brengen. Tergen traag valt het boek naar beneden. Recht op de lamp. Die wankelt heen en weer.

Angelina komt in beweging, maar ze is net te laat. De lamp valt op de grond voor ze haar kan grijpen. Pats, in verschillende stukken.

Ai.

‘Wat was dat?’ hoort ze haar papa roepen.

Angelina denkt na. Ze kan toch moeilijk zeggen dat dat het geluid was van het winnende doelpunt in de finale van het wereldkampioenschap?

‘Het huis begon te trillen!’ roept ze snel terug. ‘Een aardbeving!’

Meteen hoort ze haar papa naar beneden stommelen. De deur van de woonkamer vliegt open.

‘Wat?’

‘Het was heel kort en hevig’, zegt Angelina;

Papa neemt de afstandsbediening van de televisie en zoekt naar de juiste zender.

‘Vreemd, ze zeggen er niets van’, mompelt papa.

Angelina wijst naar de telefoon die op de tafel ligt.

‘Het is 2019, papa. Nieuws komt niet meer als eerste uit de televisie.’

Stom, dat had ze beter niet gezegd. Papa neemt zijn telefoon en zoekt naar het nieuws van de dag. Hij scrolt en scrolt, maar vindt nergens informatie over een aardbeving. Angelina beseft dat ze snel moet ingrijpen. Stiekem neemt ze haar eigen telefoon en stuurt berichten naar haar vrienden. Daarna begint ze de scherven van de lamp op te ruimen. En nu maar hopen dat ze snel actie ondernemen.

Het duurt niet lang voor ze gezoem in haar broekzak voelt. Een bericht van Irem.

 

Nieuws is gepost!

 

Angelina neemt haar telefoon en toont hem aan papa.

‘Kijk, bij mij spreken ze erover!’

Papa kijkt verbaasd naar de feed van Angelina. Zowel op Facebook als op Instagram zijn er mensen die posts hebben gemaakt over de hevige trillingen die hun land hebben geteisterd. Papa leest ze verbaasd.

‘Een aardbeving in ons land’, bromt hij. ‘Dat we dat nog mogen meemaken.’

Dat Angelina de enige is die die berichten te zien krijgt, weet papa niet. En dat hoeft hij ook niet te weten, denkt Angelina.

 

 

Lobke – Feest zonder broer

 

Lobke kijkt trots naar het leger papieren vliegtuigen dat naast haar op de tafel staat. Die zijn klaar om uit te vliegen. Met snelle bewegingen grijpt ze de vleugels van de vliegtuigen en laat hen vertrekken op een tocht door de woonkamer. Ze vliegen hard en razendsnel.

Ze geniet ervan om alleen thuis te zijn. Zo kan ze ongestoord haar vliegers lanceren, zonder dat iemand de hele tijd ‘Pas op! Kijk uit!’ in haar oren fluistert.

En dan gebeurt het: een van haar F16’s vliegt hard en laag door de kamer. Een heerlijke vlucht, die iets minder heerlijk eindigt tegen een lange smalle vaas. De vaas draait in het rond en knalt dan in duizend stukken op de grond.

Lobke staat aan de grond genageld. Ze weet niet wat ze moet doen. Alles opruimen en doen alsof er niets gebeurd is? Zouden haar ouders zien dat de vaas weg is?

Ze trippelt door de kamer, ontwijkt de scherven en plukt haar vlieger weg. Daarna neemt ze de rest van haar vliegers en ze gaat de trap op. Misschien moet ze gewoon in haar bed gaan liggen en gaan slapen. En als ze wakker wordt is alles vanzelf opgelost.

‘Lobke!’

Dat is het niet. Wanneer Lobke wakker wordt staat haar mama beneden aan de trap te roepen. Slaperig komt ze naar beneden.

‘Wat is hier gebeurd?’

Lobke doet alsof ze voor het eerst de gebroken vaas ziet.

‘Geen idee’, zegt ze.

Mama gelooft haar niet. Ze komt dichterbij en houdt de kin van Lobke vast.

‘Vast wel’, glimlacht ze. Maar het is een gemene glimlach, zoals bij een beul die een bekentenis van een gevangene wil afdwingen.

‘Misschien heeft het feestje van Lars er iets mee te maken’, zegt ze.

Lars is haar broer en na een hele nacht denken, is dat het beste excuus dat ze kan verzinnen. De schuld op haar broer steken, niet erg origineel.

‘Het feestje van Lars?’ vraagt mama/

Lobke doet alsof ze schrikt.

‘Wisten jullie dat niet? Hij had zijn vrienden uitgenodigd. Het was nogal een wild feestje.’

Mama knikt. Oef, ze gelooft haar.

‘Dan zal ik Lars eens moeten bellen. Want hij is op weekend met de jeugdbeweging.’

Lobke sluit even haar ogen. Juist, Lars is helemaal niet thuis. Daar gaat haar leugentje. Misschien moet ze maar gewoon alles opbiechten. Maar ze geeft zich nog niet gewonnen.

‘Dat vonden zijn vrienden niet erg, blijkbaar. Zij zijn hier gewoon komen feesten. Ik dacht dat dat oké was. Ze zeiden dat Lars het wist.’

‘Wat?’ roept mama.

Oei, is Lobke nu te ver gegaan? Ach, mama kent die vrienden toch niet goed. Die vinden het vast niet erg dat Lobke hen even gebruikt.

‘Ik ga hen bellen. Nu!’

Mama zoekt haar telefoon. Ze wil iets intikken en bedenkt zich dan.

‘Wat zijn hun nummers?’

Lobke beseft dat ze iets moet doen. Mama zal die vrienden weten te vinden, hoe dan ook. Dus kan ze haar maar beter voor zijn.

‘Ik ken hun nummers niet, maar ik weet wel waar ze wonen’, zegt ze snel. ‘Ik zal er langs rijden en hun nummer vragen.’

Mama moet er even over nadenken. Het klinkt heel ouderwets, ergens moeten langsgaan om iemand te spreken. Maar mama heeft voorlopig geen betere oplossing, dus knikt ze. Niet veel daarna zit Lobke op haar fiets.

Wanneer ze bij de vrienden aankomt, legt ze de situatie uit. Eerst moeten ze heel hard lachen en daarna worden ze ernstig. Niemand is van plan de schuld van de gebroken vaas op zich te nemen. Pas wanneer Lobke belooft om voor hen de afwas te komen doen, hen wekenlang snoep te bezorgen en te stofzuigen in hun plaats gaan ze overstag.

Moe komt Lobke thuis met de nummers en mama begint meteen te bellen. Ze hoort hoe mama eerst boos wordt en pas na een tijdje kalmeert.

‘Ze hebben alles toegegeven’, zegt ze wanneer ze de woonkamer weer binnenkomt. ‘Ze hebben beloofd om een nieuwe vaas te brengen.’

Lobke haalt diep adem. Haar list is gelukt. Alleen moet ze nu wel overal de afwas gaan doen en stofzuigen. Ze wil gaan liggen op de zetel om te bekomen van de spanning, maar haar mama is haar te snel af.

‘Kan jij eerst de scherven stofzuigen, Lobke? En er staat ook nog wat afwas!’

 

 

Robbe – tanden kwijt

 

Robbe voelt aan zijn buik terwijl hij in bed ligt. Hij heeft gisteren echt weer veel te veel gesnoept. Hij kan er niets aan doen, als hij een pak snoep ziet, dan moet hij dat leeg eten. Het is echt niet zijn schuld.

Hij stapt uit bed en gaat naar de badkamer. Gooit wat water in zijn gezicht en kijkt in de spiegel.

Dit. Kan. Niet.

Hij kijkt nog eens. Draait zich om, en zoekt dan opnieuw zijn spiegelbeeld. Wrijft zijn ogen uit en kijkt door zijn vingers. Maar elke keer is het hetzelfde resultaat.

Al zijn tanden zijn weg.

‘Robbe, ben je bijna klaar?’

Mama komt naar boven. Ze mag hem niet zien, ze mag niet weten wat er is gebeurd. Hoe vaak heeft mama het niet herhaald? Als je te veel snoept, is dat slecht voor je tanden. En elke keer dacht Robbe: het zal wel. Maar mama had gelijk.

Hij loopt langs haar naar beneden, zijn mond toegeknepen. Hij eet snel wat yoghurt, meer is zonder tanden niet mogelijk en haast zich naar school. Ook daar durft hij een hele dag zijn mond niet open te doen, als de meester iets vraagt haalt hij zijn schouders op. Hij moet iets bedenken.

Na school gaat hij langs opa. Die slaapt, uitstekend. Robbe doorzoekt de badkamer en vindt al snel wat hij zoekt: het kunstgebit van opa.

Mama ziet het echter meteen als hij thuiskomt.

‘Wat heb jij in je mond?’

Robbe bloost.

‘Ig hew nieds in mijm mon.’

Het gebit van opa is veel te groot, hij kan zijn mond nauwelijks nog open doen. Wanneer hij nog iets wil zeggen, valt het eruit en rolt het over de grond naar mama. Die slaat haar handen op haar wangen.

‘Wat is er gebeurd?’

Robbe twijfelt. Kan hij niet beter gewoon de waarheid zeggen?

‘Ik ben overvallen.’

Dat is niet helemaal de waarheid.

‘Wat? Door wie?’

‘Ik weet het niet. Het gebeurde op straat. En ik wilde mijn geld niet afgeven, dus hebben ze me geslagen.’

Hij bromt tevreden. Goed excuus, dat kunnen zijn ouders nooit nagaan. Maar dat is buiten mama gerekend.

‘Er hangen vast camera’s. Ik ga de beelden opvragen.’

Ze neemt haar telefoon in haar hand en drukt het nummer van de politie in.

‘Waar was het precies?’

Onder geen beding mag mama camerabeelden opvragen, dan komt zijn leugen meteen uit.

‘Ik weet het niet meer. Ik denk dat ik een hersenschudding heb, van de klap.’

Mama kijkt Robbe aan. Er zit medelijden in haar ogen, geen boosheid. Ze drukt hem tegen zich aan.

‘Arme jongen, wat heb jij allemaal moeten doorstaan? We zullen meteen een afspraak maken voor een nieuw gebit. Wat kan ik ondertussen nog voor je doen om je te troosten?’

Robbe krijgt een twinkeling in zijn ogen.

‘Ik zou wel een snoepje lusten!’