Noah – Rode stippen
Noah legt de lippenstift van mama weer weg en kijkt in de spiegel. Zijn gezicht staat vol rode vlekken.
Perfect.
Hij loopt snel naar zijn kamer en gaat onder zijn lakens liggen. Hij haalt de thermometer van de verwarming en controleert de temperatuur. 38,5 graden. Niet te hoog, maar vooral niet te laag. Nu nog wat kreunen en zijn plan is klaar.
‘Mmmmmmm.’
Hij doet er nog een schepje bovenop wanneer zijn mama binnenkomt.
‘Oei, Noah. Is alles oké?’
‘Ik voel me niet lekker’, mompelt hij.
Mama buigt zich over hem en schrikt.
‘Wat is dat allemaal?’
Noah moet zich inhouden om niet te grijnzen. Zijn plan werkt.
‘Je hebt rode strepen op je gezicht.’
Strepen? Dat was niet de bedoeling. Zijn stippen zijn uitgeveegd. Mama neemt de thermometer.
‘En je hebt koorts. Dit is niet normaal. Ik bel de ziekenwagen.’
De ziekenwagen? Maar hij is helemaal niet ziek, wil hij roepen. Te laat, mama heeft haar telefoon al gepakt. Voor Noah nog iets kan zeggen staan er ambulanciers in zijn kamer en wordt hij op een brancard gelegd.
Dit is niet goed.
De arts in het ziekenhuis bestudeert Noahs gezicht nauwkeurig. Met een vergrootglas speurt hij alle plekjes af. Noahs gezicht is ondertussen helemaal rood geworden. Mama wordt steeds ongeruster.
‘Ik zie het al’, bromt hij.
Hij wendt zich tot mama.
‘Kunt u ons even alleen laten?’
‘Toch niets ergs, dokter?’ vraagt mama met een trillende stem.
‘Maakt u zich geen zorgen.’
Wanneer ze alleen zijn kijkt de dokter streng naar Noah.
‘Je weet dat je lippenstift op je gezicht hebt?’
Noah knikt. De dokter heeft hem natuurlijk door. En die gaat alles verklappen aan mama. Dat mag hij niet laten gebeuren. Dan kan hij nooit meer een smoesje verzinnen om thuis te blijven.
‘Ik had hoofdpijn’, zegt hij. ‘En op het internet stond dat je dat met lippenstift kon bestrijden.’
De dokter schudt zijn hoofd.
‘Je mag nooit op het internet alleen vertrouwen. Er staat veel onzin op.’
Dat weet Noah ook wel. Maar het trucje met de thermometer stond er ook op en dat werkte prima.
‘Heb je veel hoofdpijn?’
Noah knikt. Hij heeft zich zoveel zorgen gemaakt over zijn leugen die ging uitkomen dat hij echt hoofdpijn heeft gekregen.
‘Dan zal ik je een dagje thuis voorschrijven. Maar morgen weer naar school. En geen lippenstift meer gebruiken.’
Noah schudt braaf zijn hoofd en glimlacht stiekem. Geen lippenstift meer voor hem. Er zijn vast nog wel andere trucjes te vinden.
Gio – rode stippen 2
Gio kijkt in de spiegel. Zou het echt werken? Hij heeft van zijn vriend Noah gehoord dat je met lippenstift stippen op je gezicht kan zetten en zo doen alsof je ziek bent. Het ziet er in elk geval angstaanjagend uit.
‘Aaaah!’
Zijn papa is de badkamer binnengekomen en legt zijn handen op zijn wangen.
‘Wat is er met jou gebeurd?’
‘Ik voel me niet zo goed’, zegt Gio.
‘Dat kan ik geloven! Je staat vol rode stippen!’
Hij pakt Gio’s hand en sleurt hem de trap af. Voor Gio nog veel kan zeggen heeft hij zijn jas en zijn schoenen aan en stopt papa hem in de auto.
‘We rijden meteen naar spoed.’
Gio sluit zijn ogen. Noah had ook verteld dat ouders een beetje overdreven kunnen reageren als ze die rode stippen zien. En dat dokters er ook niet altijd in trappen.
En daar zijn ze nu naar op weg, naar een dokter.
Hij pakt stiekem zijn telefoon uit zijn broekzak en stuurt een berichtje naar Wally. Hij legt kort uit wat er is gebeurd. Hopelijk kan die hem helpen.
Wanneer ze aan het ziekenhuis komen, heeft Wally nog niet geantwoord. Verdorie, dan zal Gio zelf iets moeten verzinnen. Voor ze bij de dokter binnengaan, glipt Gio nog snel even naar het toilet. Daar gooit hij al het water uit de kraan in zijn gezicht. Hij schrobt tot alle stippen eraf zijn.
Papa is aan het bellen als Gio weer in de wachtkamer komt.
‘Geen school vandaag? Een vreemde ziekte? Oei, dan kan Gio best niet komen.’
Papa legt op en bestudeert Gio’s gezicht.
‘Jij ziet er al heel wat beter uit.’
‘Ik voel me ook beter.’
Gio werpt een bange blik op de deur van de dokter. Hij wil er niet naartoe, want dan zal het snel duidelijk worden dat hij niet echt ziek is.
‘Hm’, bromt papa. ‘Dan zullen we maar naar huis gaan. Je moet vandaag toch niet naar school. Er is blijkbaar een of andere ziekte uitgebroken.’
Gio moet lachen. Dat heeft Wally goed geregeld.
‘Ja. Dat kan soms heel plots opkomen. En voor je het weet is het weer weg.’