Kalmthout
Greg - Auto in de prak
Greg trilt van opwinding. De auto gaat steeds sneller, hij ziet de bomenrijen aan de kant voorbijflitsen. Hij is een uitstekende chauffeur, ook al is hij nog maar twaalf jaar.
Alleen mag hij eigenlijk niet rijden.
Hij moet lachen. Mama heeft hem zelf leren rijden. Dan moet ze niet verbaasd zijn dat haar zoon af en toe de auto leent voor een ritje.
Hé, wat was dat? Schoot daar iets over de weg? Een hert? Wacht, eerst voor je kijken!
Greg draait aan zijn stuur, maar het is te laat. De boom komt snel op hem af, de auto slipt. Hij schampt tegen de boom en de auto tolt in het rond. Greg kijkt versuft op. Dit gaat hij mogen uitleggen.
Hij stapt uit en bekijkt de schade. Het had erger kunnen zijn: de koplamp is helemaal stuk, maar de motorkap is grotendeels ongedeerd gebleven. Maar zijn ouders gaan het wel zien. Tenzij…
De volgende dag wil mama graag naar de winkel. Greg pruttelt nog even tegen, maar mama wil hem niet alleen thuis laten. Ze zijn nog maar twee straten ver wanneer er gerommel vooraan de auto klinkt. Mama en Greg stappen uit.
Naast de auto ligt een koplamp van papier-maché. Die heeft Greg de vorige avond nog gemaakt om de schade te verbergen. Zijn plan is nu al mislukt.
‘Greg, heb jij dat gemaakt?’
‘Ik heb dat nog nooit gezien’, liegt Greg.
‘Waarom is het dan gemaakt met papier van jouw school?’
Greg kijkt naar het papier. Hij heeft inderdaad toetsenbladen gebruikt waarop de hoofding van zijn school staat. Niet zo slim.
‘Oké, ik heb het gemaakt. Ik wou jullie auto herstellen. Er was iemand tegen gereden.’
Mama kijkt hem onderzoekend aan.
‘Heb jij met onze auto gereden?’
‘Natuurlijk niet.’
Greg denkt na. Nu moet hij met een goed verhaal komen, anders zal ze hem nooit geloven.
‘Ik zat in de auto toen het gebeurde. Hij stond geparkeerd.’
‘Waar stond hij dan geparkeerd?’
Hij moet uitkijken. Zijn verhaal moet wel logisch blijven. Wanneer zit hij soms in de auto?
‘In de garage.’
Mama schudt haar hoofd.
‘Hoe kan er nu iemand tegen onze auto rijden als die in de garage staat?’
‘De poort stond open.’
‘Dus iemand is onze oprit opgereden en in onze eigen garage tegen de auto gebotst?’
Greg knikt overtuigend, ook al beseft hij dat het vreemd klinkt.
‘En waarom zat jij in de auto?’
‘Ik was aan het… spelen.’
Mama krabt aan haar hoofd. Het verhaal wordt steeds absurder. Maar ze lijkt wel in zijn verhaal mee te gaan.
‘Waarmee?’
Greg moet haar afleiden. Hij kan niet alleen de brave jongen zijn.
‘Met de radio.’
‘Je weet dat dat niet mag!’
Dat weet hij inderdaad. Maar met de radio spelen is iets minder erg dan met de auto gaan rijden en tegen een boom botsen. En misschien kan hij het schuldgevoel ook wel omkeren. Hij zet een pruillip op.
‘Ja, maar ik heb ook veel te weinig speelgoed.’
Mama kijkt hem medelijdend aan.
‘Maar dan moet je dat zeggen, jongen.’
Greg haalt zijn schouders op.
‘Ik wil jullie niet op kosten jagen.’
Mama aait over zijn haar. Ze raapt de rommel naast de auto op en stapt weer in.
‘Vooruit, dan mag je zo meteen in de winkel extra speelgoed kiezen.’
Trigven - Niet op school
Trigven is razend. Ja, hij heeft op de knop voor het brandalarm gedrukt. En ja, hij weet dat dat niet zomaar mag. Maar hij dacht echt dat er brand was in de turnzaal. Maar de directrice wilde hem niet geloven. En nu is hij een week geschorst voor school.
‘Trigven, ben je klaar?’
Papa staat bovenaan de trap, zijn gezicht wit door het scheerschuim.
‘Ja, ik vertrek nu!’
Hij heeft thuis niet verteld dat hij geschorst is. Zijn ouders zouden het niet begrijpen. Dus maakt hij zich elke dag klaar voor school en vertrekt hij. Hij vult zijn dagen met fikse wandelingen en bezoekjes aan het winkelcentrum.
Hij is het wel stilaan beu. Een dag duurt lang als je niet naar school kan gaan. Hij kijkt voor de zoveelste keer in de etalages van de winkels. Allemaal spullen die hij toch niet kan betalen. Hij weet in elk geval wel al wat hij op de lijst voor zijn verjaardag zal zetten.
Het is bijna middag. Nog een kleine wandeling en dan zijn boterhammen opeten. Plots verstijft hij als hij een bekende stem hoort.
‘Trigven?’
Hij kijkt zo stiekem mogelijk achterom. Papa staat wat verderop. Wat doet die hier? Trigven moet doen alsof hij iemand anders is. Hij stapt een kleine inham tussen twee winkels in en maakt zich klein.
‘Trigven, wat doe jij hier?’
Papa staat achter hem. Hij kan zich niet meer verbergen. Misschien is dit het moment om de waarheid op te biechten.
‘Sst, ik zit verstopt.’
Of misschien ook niet.
‘Verstopt?’
‘Voor de juf, we zijn verstoppertje aan het spelen.’
Papa schudt zijn hoofd.
‘Wat zeg je? Waarom zit jij niet op school?’
‘Ik zeg het toch. We maken een uitstap en een van de opdrachten is verstoppertje spelen.’
Trigven beseft dat het raar klinkt. Maar nu kan hij niet meer terug.
‘Misschien moet ik even met de juf spreken.’
Papa mag vooral niet met de juf praten, dan komt alles uit.
‘Dat kan niet’, flapt hij eruit.
‘Waarom niet?’
‘De juf zit ook verstopt.’
Papa gelooft hem nog steeds niet helemaal, Trigven ziet het aan zijn gezicht. Hij neemt Trigven bij de schouder.
‘Kom, dan gaan we even naar je school. We zullen het daar wel vragen.’
Trigven begint stilaan wanhopig te worden. Hij voelt papa’s hand op zijn schouder. Misschien kan hij daar gebruik van maken. Hij stort zich voorover en valt op de grond.
‘Au!’
Papa knielt voor hem.
‘Sorry, ik had niet zo mogen trekken.’
Trigven kronkelt over de grond.
‘Ik heb heel veel pijn’, snikt hij.
Papa kijkt verveeld om zich heen. Hij voelt zich schuldig. Hij neemt Trigven op en klemt hem stevig vast.
‘We zullen naar huis gaan. Dan kan je op zetel liggen.’
Trigven knikt. Hij moet een glimlach verbergen.
‘Ik zal de juf wel laten weten dat ze niet meer naar mij moet zoeken.’