Houthalen-Helchteren

Telefoon van mama stuk

 

Ehbe kijkt naar de twee stukken van de telefoon. Twee stukken, dat is niet normaal. Een telefoon moet uit één stuk bestaan. En het is niet eens haar telefoon, maar die van mama.

En zij heeft hem stukgemaakt.

‘Ehbe, wat is dat?’

Ze had nog even gehoopt om het te verbergen. Maar dat gaat nu niet meer, mama staat in de kamer.

‘Stoute kat!’ roept ze onmiddellijk.

Ze zou alles zeggen om haar fout niet toe te geven.

‘Welke kat?’ vraagt mama.

O, juist, ze hebben helemaal geen kat.

‘Stoute broer!’

Haar broertje van zes is altijd een dankbaar slachtoffer. Maar mama kruist haar armen.

‘Je broer is naar de zwemles.’

‘Stoute hond dan?’ probeert Ehbe.

Mama schudt haar hoofd.

‘Waarom steek je de schuld op de hond? Hij heeft maar drie poten. Die kan niet eens op de tafel springen.’

Ehbe bijt op haar lip. Ze vertikt het om de schuld op zich te nemen. Ze moet iets anders verzinnen.

‘Ja maar, hij was weer aan het wankelen. En toen liep hij tegen de kast. En de kast viel om. Recht op de telefoon.’

Dat klinkt aannemelijk, toch? Mama kijkt naar de kast.

‘De kast staat recht. Heeft de hond ze ook weer rechtgezet?’

‘Natuurlijk niet’, zegt Ehbe. Ze kijkt wanhopig om zich heen. Wat kan ze nog zeggen? ‘Dat heeft papa gedaan.’

Nog voor ze uitgesproken is, hoort ze een sleutel in het slot van de voordeur draaien. Papa komt thuis. Ehbe neemt snel haar eigen telefoon en stuurt een berichtje naar Wally. Ze heeft hulp nodig.

‘Schat, heb jij de kast rechtgezet?’ roept mama.

‘Niet dat ik weet’, klinkt het uit de gang.

Mama begint boos te worden.

‘Ga je nu eindelijk de waarheid vertellen?’

Ehbe kijkt naar haar telefoon. Wally heeft al geantwoord: ‘Huwelijksdatum.’ Ze snapt meteen wat hij bedoelt.

‘Papa is dat natuurlijk alweer vergeten. Die vergeet toch alles? Ik zal het bewijzen.’

Ehbe loopt naar de gang.

‘Papa, wat is jullie huwelijksdatum?’

Papa kijkt haar verrast aan. Hij pijnigt zijn hersenen. Hier was hij niet op voorbereid.

‘Eh…’

‘Schat, dat meen je niet!’ roept mama.

Ehbe loopt snel weg. Ze knipoogt nog even naar mama.

‘Zie je wel!’

Superrijk

 

Stef wrijft zich in de handen wanneer hij de autogarage in stapt. Vandaag is een belangrijke dag, vandaag gaat hij een echte Lamborghini kopen!

Zijn ogen worden groot als hij de chique auto’s op een rijtje ziet staan. Wauw, daar zou hij graag eens mee rondrijden. Ook al kan hij zelf nog niet rijden.

‘Kan ik u helpen?’

Een verkoper met een blauw pak en een rode das buigt lichtjes naar voren. Stef wijst met zijn vinger naar een rode auto naast hem.

‘Ik wil graag die auto kopen.’

De verkoper schrikt niet van zijn vraag. Of hij doet goed alsof. Hij opent een kleine locker met een code en haalt er een sleutel uit.

‘Natuurlijk, meneer. Dat is dan 500.000 euro. Opties inbegrepen.’

Nu is het aan Stef om te doen alsof hij niet schrikt. Wow, dat is veel geld. Gelukkig heeft hij zijn voorzorgen genomen. Hij neemt zijn rugzak en kiepert die leeg op de toonbank. Een berg bankbiljetten valt eruit. De ogen van de verkoper glinsteren.

Maar zijn blik verandert wanneer hij een van de biljetten onder een scanner houdt. Opzichtig stopt hij de sleutel van de auto in zijn zak.

‘Excuseer, meneer. Ik ben bang dat ik het geld niet kan aannemen.’

Stef vloekt in zichzelf. Hij had zo gehoopt er mee weg te komen. Maar hij geeft nog niet meteen op.

‘En waarom niet?’

‘Omdat het vals is.’

‘Vals? Dat kan niet!’

De verkoper kijkt nu een beetje boos.

‘Er staat “Monopoly” op, meneer.’

Natuurlijk is het Monopolygeld, maar het leek zo hard op echt geld, dat Stef had gedacht dat het zou lukken. Maar hij moet en zal die Lamborghini hebben. Hij haalt zijn portefeuille uit zijn zak en toont een kleine plastic kaart.

‘Geen probleem, dan heb ik me vergist. Aanvaarden jullie ook een credit card?’

‘Natuurlijk. Tenzij die ook van Monopoly is?’

‘Hm.’

Stef steekt de kaart snel weer weg. Zijn plannetjes zijn opgebruikt. Hij moet tijd winnen.

‘Kan ik hier even naar toilet?’

De verkoper wijst hem met tegenzin naar een toilet. Daar belt Stef snel naar zijn vriend Brecht.

‘Je moet me helpen!’

‘Waarmee?’

‘Ik heb een credit card nodig. Kan jij die van je ouders brengen?’

De verkoper kijkt blij op als hij Stef met een echte credit card voor zijn neus ziet zwaaien. Brecht staat er bedremmeld naast en weet niet goed wat er gaat gebeuren. De verkoper stopt de kaart in een apparaat. Er klinkt een luide tuut.

‘Sorry, er staat niet genoeg geld op de kaart’, zegt de verkoper. ‘U zult uw limiet moeten verhogen.’

Stef kijk wanhopig naar Brecht, maar die haalt zijn schouders op.

‘Wist ik veel dat je er een Lamborghini mee wilde kopen!’

De verkoper draait zich om. Hij is ervan overtuigd dat hij geen deal gaat sluiten vandaag. Stef werpt zich op hem en geeft hem een dikke knuffel.

‘Hé, wat?’

‘Ik wil u bedanken omdat u mij toch goed heeft geholpen’, zegt Stef.

De verkoper schudt hem van zich af en verdwijnt in een kamer. Stef grijnst en toont een sleutel aan Brecht.

‘Die zat gewoon in zijn zak. Kom we zijn weg!’

Hij stapt in de auto en start de motor.

‘Wacht’, zegt Brecht. ‘De garagepoort is nog gesloten.’

Wanneer hij wil uitstappen om op de knop te gaan drukken, zien ze plots de verkoper terugkomen.

‘Geen tijd voor’, zegt Stef. Hij drukt op het gaspedaal en ramt de auto door de poort. Wat gaat de auto snel. Hij vindt het fantastisch.

‘Hoe ga je aan je ouders uitleggen dat jullie plots een Lamborghini hebben?’ vraagt Brecht.

Stef lacht luid, terwijl hij het dak van de auto open zet.

‘Ik verzin wel iets.’