Andrew – brand brand
Andrew staart met open mond naar de assen die rond hem dwarrelen. Het zijn de resten van hun huis. Dat net helemaal is opgebrand.
Alles wat hij wilde doen was een coole tovertruc. Met een lucifer, dat wel. Maar een lucifer kan toch geen huis in brand steken? Klopt, maar de lucifer heeft wel het gordijn vuur doen vatten en toen ontstond er een fikse steekvlam. En daarna ging het razendsnel.
‘Andrew!’
Zijn papa komt bezorgd aangerend. Hij neemt hem in zijn armen.
‘Je bent ongedeerd. Gelukkig!’
Andrew knikt. Hij wel.
‘Wat is er gebeurd?’
Andrew moffelt snel de handleiding van de tovertruc in zijn achterzak. Hij durft niet toe te geven dat het zijn schuld is.
‘Ik denk dat de hond de oven per ongeluk heeft aangezet.’
Papa fronst zijn wenkbrauwen.
‘Maar onze oven werkt niet op gas. Ik weet niet of een brand zo kan ontstaan.’
Andrew haalt snel zijn schouders op.
‘Het ging allemaal zo snel. Misschien was mijn hoverboard nog aan het opladen en is dat in brand geschoten?’
‘Dat ligt in mijn auto. Dat kan het niet geweest zijn.’
Verdorie. Daar gaat zijn smoesje. Wat kan hij nog verzinnen?
‘Misschien heeft president Trump een van zijn raketten verkeerd gericht en per ongeluk ons huis geraakt?’
Papa legt zijn hand op zijn voorhoofd.
‘Ben je zeker dat je oké bent? Je lijkt een beetje te ijlen.’
Een brandweerman komt bij hen staan.
‘We hebben de oorzaak gevonden, meneer’, zegt hij.
Andrew kijkt bang op. Nu gaan ze door hebben dat hij het was!
‘Er is een gordijn beginnen te branden. En daarna is het snel gegaan.’
Papa sluit even zijn ogen. Een grote brand heeft meestal een kleine oorzaak.
‘Hebben jullie kaarsen in huis?’ vraagt de brandweerman.
Plots ziet Andrew zijn kans schoon. Dit is het moment waarop hij er onderuit kan.
‘Juist! Er waren nog kaarsen aan het branden. En Misty heeft die tegen het gordijn geduwd.’
‘Wie is Misty?’ vraagt de brandweerman.
Papa knikt. Hij gelooft duidelijk dat dat de echte reden kan zijn.
‘Onze kat. Ik heb al zo vaak gezegd dat je dieren niet met vuur kan vertrouwen.’
Hij tilt Andrew op en neemt hem mee.
‘Maar ik ben al blij dat jij niets hebt.’
Andrew glimlacht. Blij is veel beter dan boos.