Leugens van leerlingen - De Putse Knipoog

Liv – Gekke kat

 

‘Hier, poes!’

Liv zet haar duimen in haar oren en spreidt haar vingers. Haar tong komt bijna tot haar neus. De poes blaast en springt op en neer in de zetel, dat doet ze altijd als Liv spelletjes met haar speelt. Liv moet luid lachen.

‘Gekke poes!’

Ze wil de poes aaien, maar op dat moment blaast ze nog harder. Liv trekt haar hand weg om haar te laten kalmeren, maar het is al te laat. De poes steekt haar nagels uit en krast lange strepen in de zetel.

O o. Dit is niet goed.

Papa komt de woonkamer in met een glas water en kijkt met grote ogen naar de poes in de zetel. Hij draait onmiddellijk boos zijn hoofd naar Liv.

‘Heb je de poes weer gek gemaakt?’

Liv kijkt met een rood hoofd naar de grote krassen in de mooie leren zetel.

‘Hoe vaak moeten we je dat nog zeggen? De hele zetel is stuk!’

Liv schudt haar hoofd.

‘Dat was ik niet!’

Papa rolt met zijn ogen.

‘Natuurlijk niet, de poes werd vanzelf zo gek.’

‘Ze zat een muis achterna.’

Het rolt er zomaar uit. Liv wil echt niet de schuld krijgen voor een kapotte zetel. Dat betekent vast weken geen telefoon. De blik van papa verandert. Gelooft hij haar?

‘Wat? Een muis?’

Hij laat zijn glas water op de grond vallen, het spat uit elkaar op de vloer. Maar papa trekt zich niets aan van het glas en het water en klimt op een stoel aan de eettafel.

‘Een muis! Haal ze hier weg!’

Hij begint luid te gillen. Liv houdt haar handen tegen haar oren, ze lijkt wel op een concert van Billie Eilish, met allemaal gillende tieners. Alleen is die tiener nu haar papa. Ze moet hem kalmeren.

‘Rustig, papa, de muis is dood.’

Maar papa wordt helemaal niet rustig. Hij speurt de vloer af naar de fictieve muis en ademt snel in en uit. Liv kan zijn hart bijna horen bonken.

‘Ik wil ze zien! Ik wil zeker zijn dat ze dood is!’

Liv krabt aan haar oor. Ai, dat wordt lastig. Er is helemaal geen muis, dus ook geen dode.

‘Ik, eh, heb ze begraven in de tuin.’

Zo, het bewijs ligt zogezegd onder de grond, dat moet volstaan.

‘Graaf ze dan maar op!’

Wat? Wil papa echt dat ze een dode muis van onder de grond haalt?

‘Nu!’

Ja, dus. Liv denkt razendsnel na. Ze heeft een dode muis nodig, waar haal je dat? Plots krijgt ze een idee.

‘Oké, het is goed. Maar ik ga eerst even een schep halen bij Seppe.’

Voor papa kan antwoorden, is Liv al weggerend. Ze loopt eerst langs haar kamer om geld uit haar spaarpot te halen. Daarna fietst ze zo snel als ze kan naar de winkel om een nepmuis te kopen. Dat is zonde van het geld, maar in elk geval goedkoper dan een nieuwe zetel te moeten betalen. In de tuin doet ze wat aarde over de nepmuis. Het ziet er net echt uit.

Hopelijk niet zo echt dat papa opnieuw begint te gillen. Ze besluit de muis goed bij zich te houden. Je weet maar nooit wanneer ze papa eens de stuipen op het lijf zal willen jagen.

 

 

Lonneke – Voetbalreiger

 

Lonneke laat de bal op haar hoofd stuiteren. In haar hoofd staat ze in een groot voetbalstadion en juichen tienduizenden mensen haar toe. De bal valt nu voor haar voeten.

Lonneke dribbelt, Lonneke gaat door, Lonneke gaat alleen op de keeper af. Ze legt aan, ze schiet en ze… knalt met een welgemikt schot de lamp omver. Haar hart staat even stil wanneer ze de lamp tergend traag ziet vallen en in stukken uit elkaar barsten.

Dat was niet de bedoeling.

‘Wat was dat lawaai?’

Mama komt de trap afgedenderd en vlamt de deur van de woonkamer open. Lonneke kan nog snel de bal onder de zetel verbergen. Mama legt haar handen op haar wangen.

‘Mijn lamp!’

Lonneke kijkt verlegen naar mama. Ze ziet er behoorlijk geschrokken uit. Lonneke ziet dat het raam open staat, dat kan haar redding zijn.

‘Ik probeerde hem nog tegen te houden, maar het was te laat.’

‘Wie tegen te houden?’

‘Die vogel.’

‘Wat?’

Lonneke legt uit hoe een vogel door het raam kwam gevlogen en tegen de lamp beukte. Mama kijkt haar verbijsterd aan.

‘Een vogel? Die kan toch geen lamp omduwen?’

‘Een grote vogel wel. Het was een reiger.’

‘Een reiger?’

Lonneke knikt, maar in haar binnenste vervloekt ze zichzelf. Wat zegt ze nu allemaal? Had ze niet beter gewoon de waarheid verteld? Een ongelukje kan toch gebeuren?

‘Hij wilde een vogelnest vernietigen.’

‘Een vogelnest in onze lamp?’

Het wordt alleen maar erger. Kan Lonneke niet beter gewoon stoppen met praten?

‘Ja, blijkbaar hadden we dat nog niet opgemerkt.’

Mama gaat bij de lamp zitten en legt de scherven op een hoopje.

‘Ik zie helemaal geen vogelnest.’

‘Natuurlijk niet. Dat… heeft hij meegenomen’, verzint Lonneke snel.

Mama komt hoofdschuddend overeind. Ze lijkt het moeilijk te hebben om alles te geloven. En terecht.

Maar dan in de verte, helemaal op het einde van de tuin, waar de bomen van het bos beginnen: daar zit een reiger. Lonneke slaakt een zucht. Dat valt mee.

Mama gaat naar het raam en kijkt naar buiten.

‘Ik zie geen vogelnest.’

Lonneke buigt haar hoofd, haar mama maakt het haar niet gemakkelijk. Natuurlijk ziet ze geen vogelnest, er is ook helemaal geen reiger binnengevlogen.

‘Dat heeft hij laten vallen in het bos. Ik heb het gezien.’

Mama kijkt haar spiedend aan, alsof ze zoekt naar tekenen van leugens.

‘Ga het dan maar halen.’

Lonneke knikt. Ze doet haar laarzen aan en rent naar het bos. Het enige wat ze nu nog moet doen, is takjes bij elkaar rapen en zelf een vogelnest in elkaar steken. Groot genoeg om een vogeltje in te verbergen, klein genoeg om in de lamp te passen.

En misschien moet ze de volgende keer maar gewoon buiten gaan voetballen.