Leugens van leerlingen - Menen 2022

Chaima – wandelen zonder benen

 

Het moment dat mama in haar deuropening staat, zwaaiend met twee dikke lelijke schoenen, weet Chaima hoe laat het is. Het is weer van dat, ze gaan wandelen!

‘Kom je mee, Chaima?’

‘Eh, liever niet.’

Maar mama neemt geen nee aan als antwoord.

‘Het zal je deugd doen, eens goed bewegen. Anders zit je toch maar alleen op je kamer. Je kan toch niet de hele dag filmpjes kijken?’

O jawel. Dat zou ze maar al te goed kunnen. Misschien moet ze dat maar eens bewijzen aan mama?

‘Ik heb last van mijn been.’

Chaima kijkt pijnlijk naar haar been terwijl ze over haar knie wrijft. Mama laat de schoenen vallen en komt naast haar bed staan. Ze drukt op enkele punten op het onderbeen van Chaima.

‘Doet het hier pijn? En daar? En nu?’

Chaima knikt telkens van ja. Hoe meer pijn, hoe minder kans dat ze mee moet gaan wandelen. Maar het gezicht van mama wordt telkens bezorgder.

‘Ik denk dat het ernstig is’, mompelt mama. ‘Koudvuur. Je been moet worden geamputeerd.’

Wat? Chaima begint te bibberen. Heeft ze dat goed gehoord?

‘O kind, je hebt het koud. Kom we gaan snel naar het ziekenhuis.’

Chaima is te verbouwereerd om te reageren en laat zich meeslepen. In geen tijd zijn ze bij het ziekenhuis. Een dokter kijkt fronsend naar haar onderbeen. Ze moet iets doen, voor een of andere slager haar been eraf hakt.

‘Ik heb opnieuw meer gevoel’, zegt ze. ‘En de pijn verdijwnt.’

‘Dat is een goed teken’, knikt de dokter.

Ook mama kijkt opgelucht. Voorlopig moeten ze nog geen krukken bestellen.

‘Ik denk dat het been te lang inactief is geweest’, gaat de dokter verder. ‘Er is maar een remedie voor: elke dag 40 kilometer wandelen.’

Grote torenklokken galmen in Chaima’s hoofd. 40 kilometer? Ze vindt 40 meter er al 39 te veel. Mama glundert daarentegen, ze stapt met plezier elke dag mee.

‘Maar ik voel me niet zo lekker’, zegt Chaima. ‘Het is gevaarlijk om nu mijn longen te belasten.’

Om haar woorden kracht bij te zetten, begint ze luid te hoesten. Ze slaagt er zelfs in om een flinke hoeveelheid snot te produceren. Op de duur krijgt ze ook tranen in haar ogen. De dokter zet een stapje achteruit en bindt zijn mondmasker wat steviger aan.

‘Dat lijkt op een virus’, zegt hij zacht. ‘Misschien moeten we eerst beginnen met Chaima een tijdje te isoleren. Je weet maar nooit hoe besmettelijk dat is.’

Mama kijkt beteuterd, ze wilde dolgraag met haar dochter lange wandelingen maken. Maar Chaima knikt tevreden.

‘Ik denk dat dat het beste is, dokter.’

Want in isolatie heb je de hele dag tijd om in bed filmpjes te kijken.

 

June – Het volksfeest

 

Papa drukt een natte zoen op Junes kaak.

‘We blijven niet te lang weg, hoor. Ik denk dat het theaterstuk op tijd gedaan zal zijn.’

June lacht. Haar ouders zijn bezorgd omdat het de eerste keer is dat ze zo lang alleen thuis blijft. Maar er is iets wat haar ouders helemaal niet weten: ze is niet van plan om alleen thuis te zijn. Deze ochtend heeft ze een bericht naar haar vriendinnen gestuurd: ‘Feest, vanavond is het huis vrij, allemaal welkom voor chips, popcorn en film!’

Twintig minuten nadat mama en papa weg zijn gaat de bel van de voordeur. June heeft de chips al klaargezet en haast zich blijgezind naar de deur. Maar haar glimlach verdwijnt wanneer ze opendoet. Er staan zeker 100 kinderen voor de deur.

June wrijft in haar ogen. Wat komen die hier allemaal doen? Snel doet ze de deur weer dicht. Ze loopt naar boven en opent een raam.

‘Wat doen jullie hier?’

‘We komen voor het feest!’ wordt er geroepen.

‘Welk feest?’ vraagt June.

‘Jouw feest natuurlijk. Dat met de chips en de popcorn.’

Op dat moment weet ze wat er is gebeurd. Haar vriendinnen hebben de uitnodiging vast naar andere kinderen doorgestuurd. En die weer naar nog andere kinderen. En nu staat de hele school voor haar huis. Ze moet hen zo snel mogelijk wegsturen.

‘Ga allemaal weg!’

‘Wat zeg je? We verstaan jou niet.’

June zucht en gaat weer naar beneden. Ze opent de deur en probeert de massa toe te spreken.

‘Jullie moeten nu weg!’

Maar terwijl ze roept, glipt er iemand onder haar arm door.

‘Hè, wacht even.’

Ze draait zich om en wil erachteraan gaan. Een jongen maakt van dat moment gebruik om ook binnen te glippen en op zoek te gaan naar de chips. June sluit de deur en rent boos naar de keuken. Maar het meisje dat als eerste naar binnen ging, is verdwenen door de achterdeur. Waarom is ze niet gebleven?

Het antwoord laat niet lang op zich wachten. June hoort de voordeur opengaan en een stroom van gejoel en gejuich zoekt zich een weg door het huis. Het meisje heeft een sleutel gevonden in de keuken en is daarmee de voordeur voor iedereen gaan opendoen. Niet veel later zwermen er overal kinderen door Junes huis. June probeert iedereen aan te spreken, maar niets helpt. Iedereen heeft de tijd van zijn leven, behalve zij. En ondertussen tikt de klok ongenadig verder. Mama en papa zullen zo weer naar huis komen. In paniek kijkt ze naar haar vriendin Madelon.

‘Wat moet ik doen? Mijn ouders blijven niet zo lang weg.’

Madelon kijkt in het rond en krijgt dan een idee.

‘We moeten ze schrik aanjagen.’

‘Waarmee? Gaan we ons in een spook verkleden?’

June zou nu vooral willen verdwijnen zoals een spook. Als haar ouders de kinderen zien die als een hoop mieren door het huis krioelen, worden ze helemaal gek.

‘Nee, iets waar ze echt schrik van hebben’, zegt Madelon. ‘Brand.’

June kan niet volgen.

‘Gaan we ons huis in brand steken? Dat vinden mijn ouders misschien nog minder prettig.’

Madelon schudt haar hoofd en begint in de keukenkasten te kijken. Ze haalt er enkele potten uit, vult die met water en zet die op het vuur.

‘We gaan doen alsof.’

Madelon en june wachten tot het water begint te koken. Daarna haalt Madelon een stoel en zet die onder de rookmelder in de woonkamer. Met de pot kokend water gaat ze eronder staan en wacht geduldig tot de damp de rookmelder bereikt.

‘Doe jij hetzelfde boven’, zegt ze tegen June.

June gehoorzaamt. Alles wat kan helpen, is goed. Het zal niet lang meer duren voor haar ouders thuis zijn.

De rookmelders maken een verschrikkelijk lawaai. June zet snel de pot neer en bedekt haar oren.

‘Zet dat uit!’ hoort ze rondom zich roepen. Maar ze vertikt het.

‘Zet jezelf eruit!’ roept ze zo luid ze kan.

Het piepende geluid is niet te harden. De kinderen houden hun handen voor hun oren, maar het haalt niet veel uit. Uiteindelijk geven ze het op en vluchten ze weg. Pas wanneer de laatsten aan de deur zijn, zet June de pot met water weg. Oef.

En net op dat moment komen mama en papa binnen. Ze kijken verbaasd de kinderen na die net naar buiten zijn gelopen.

‘Wie waren dat?’ vraagt papa.

‘Vrienden van school’, zegt June. ‘Ze kwamen samen huiswerk maken.’

Mama en papa kijken elkaar trots aan.

‘Wat hebben wij toch een voorbeeldige dochter’, zegt mama. ‘Ik denk dat we jou nog wel vaker alleen kunnen laten.’