Leugens van leerlingen - Leopoldsburg
Maar liefst 5 verhalen van de leerlingen uit Leopoldsburg. Niet schrikken als er Eenhoorns verschijnen of de wereld gaat ontploffen ;-).
Liva – Te laat op school
Liva probeert de deur van het klaslokaal heel zacht open te doen. Misschien lukt het haar om stiekem op haar plaats te gaan zitten, zonder dat de juf het in de gaten heeft.
‘Liva?’
Of misschien ook niet.
‘Waar kom jij vandaan?’
Het is al de derde keer deze maand dat Liva zich heeft overslapen. Als ze dat zegt, wordt de juf vast boos. Ze moet iets anders verzinnen.
‘Mama was te laat wakker.’
De juf haalt haar schouders op. Ze neemt de agenda van Liva en begint iets op te schrijven.
‘Dan moet je mama maar wat vroeger opstaan. Drie keer te laat, je weet wat dat betekent?’
Liva buigt haar hoofd. Nablijven, dat weet ze goed genoeg. En daar heeft ze helemaal geen zin in. Ze had net afgesproken om vanavond met haar vriendinnen naar de snoepwinkel te gaan.
‘Maar Vinz was ziek. Hij heeft overgegeven in de woonkamer. Ik moest alles nog opkuisen.’
De juf stopt met schrijven.
‘Hm, dat is wel lief van jou. Maar ik dacht dat ik Vinz vandaag al… heb je een momentje?’
De juf verdwijnt uit de klas. Liva hoort haar voetstappen door de gang galmen. Wat een domme leugen. Haar jongere broer Vinz zit bij haar op school, de juf kan gewoon controleren of hij ziek is. Ze heeft maar enkele minuten de tijd om iets nieuws te verzinnen.
Niet veel later staat haar juf weer in de klas, haar gezicht op onweer.
‘Vinz was zo gezond als een hoentje!’
Ze begint opnieuw te schrijven in de agenda van Liva.
‘Ja, nu wel.’
‘Hoezo, nu wel.’
Liva haalt diep adem.
‘Papa is met hem naar het ziekenhuis geweest. De dokters hebben hem beter gemaakt.’
De juf kijkt haar argwanend aan.
‘Deze ochtend nog? En hij is nu al op school? Knap van je papa. En waarom ben jij dan te laat?’
Liva haalt haar schouders op.
‘Er was veel verkeer op de terugweg van het ziekenhuis. En toen kreeg papa ook nog eens een lekke band.’
Ze ziet een diepe frons op het voorhoofd van de juf. Zou ze haar geloven?
‘Mijn papa heeft de auto dan laten staan en Vinz al lopend naar school gebracht.’
‘En jij dan?’
‘Ik moest mijn oma bellen. Zodat zij me kon brengen.’
‘Dan weet ik nog altijd niet waarom je te laat bent.’
‘Mijn oma is een beetje dement aan het worden. Ze heeft eerst een ander kind opgepikt en dat naar school gebracht. Toen ze aan de schoolpoort merkte dat ik het niet was, is ze mij komen halen.’
Liva schudt zachtjes haar hoofd. Wat is ze toch allemaal aan het vertellen?
De juf legt tot haar verbazing troostend een hand op haar schouder. De agenda klapt ze toe.
‘Voor zo’n rotochtend ben je eigenlijk nog verrassend op tijd hier geraakt!’
Mick – De eenhoorn
‘Heeft er iemand iets speciaals meegemaakt dit weekend?’
De meester kijkt de klas rond. Het is de eerste vraag die hij altijd stelt op maandagochtend. Meestal komen er dan verhalen van een tripje naar zee, een spannende voetbalwedstrijd of een verjaardagsfeestje. Maar eigenlijk zijn het nooit écht speciale verhalen, vindt Mick. Tijd om daar verandering in te brengen. Hij steek zijn vinger hoog in de lucht.
‘Ja, Mick?’
‘Ik heb een eenhoorn gezien.’
‘Op televisie?’
‘Nee, bij ons thuis, achteraan in de tuin.’
‘Een knuffeleenhoorn?’
‘Natuurlijk niet, dat zou toch niet speciaal zijn. Een echte!’
De klas kijkt verbaasd naar Mick. Een echte eenhoorn, kan dat zomaar? Mila port in de rug van Mick.
‘Mogen we hem ook eens zien?’
Mick bloost. Dat was niet de bedoeling. Hij wilde gewoon een speciaal verhaal vertellen, meer niet.
‘Natuurlijk.’
Wat zegt hij nu? Hij heeft helemaal geen eenhoorn in zijn tuin! Toch blijft hij glimlachen.
‘Kom straks maar eens kijken.’
Tegen vanavond zijn zijn klasgenoten toch alles vergeten. Niemand ligt wakker van een verhaal over een eenhoorn.
Maar wanneer Mick die avond aan zijn schoolwerk wil beginnen, gaat plots de bel. Hij opent de deur en daar staat de helft van zijn klas.
‘Waar is de eenhoorn?’ vraagt Kalle.
Mick probeert de deur niet te ver open te doen.
‘Die is heel wild, daar mogen jullie niet te dichtbij komen.’
‘We zullen wel vanop een afstand kijken’, zegt Mila.
Mick voelt zijn hart bonken. Waarom willen ze nu echt die eenhoorn zien?
‘Wacht even’, zegt hij.
Hij sluit de deur en doet alsof hij iets moet gaan doen. Na enkele minuten opent hij de deur weer.
‘Sorry, hij staat er niet meer. Ik denk dat hij ontsnapt is.’
Kalle schudt zijn hoofd.
‘Hij is vast uit jouw hoofd ontsnapt. Je hebt gewoon alles verzonnen.’
De kinderen van zijn klas draaien zich om en lopen teleurgesteld weer weg. Mick bijt op zijn lip. Nu vindt iedereen hem een fantast, niemand zal hem nog geloven. Hij moet iets rechtzetten, maar dat kan hij niet alleen. Hij loopt naar boven en klopt op de deur van zijn broer Stef. Die moet hem helpen.
De volgende dag komt Mick met een brede grijns naar school.
‘Hij is terug!’ roept hij. ‘Ik dacht dat hij ontsnapt was, maar hij is teruggekomen. En hij ziet er fantastisch uit!’
Niemand reageert enthousiast, ze geloven hem niet.
‘Kom vanavond maar kijken.’
Mick is zenuwachtig als die avond de bel gaat. Deze keer staat zowat zijn hele klas voor de deur. Ze zijn nieuwsgieriger dan ze zelf toegaven.
‘Ik moet jullie wel waarschuwen’, zegt hij ernstig. ‘Hij is nog steeds heel wild, dus jullie mogen niet te dichtbij komen.’
Hij leidt de leerlingen naar de keuken, waar ze zicht hebben op de tuin. Door de open ramen horen ze het gesnuif van een paard. De kinderen knijpen hun ogen een beetje dicht, want een felle lamp schijnt vanuit de tuin in hun ogen.
‘De eenhoorn heeft graag veel licht’, zegt Mick. ‘Kijk, daar is hij!’
En inderdaad. In het achterste stuk van de tuin draaft een eenhoorn. De monden van zijn klasgenoten vallen open.
‘Hij loopt wel wat raar’, zegt Kalle.
‘Tja, het is dan ook een magisch dier’, zegt Mick.
‘En wat lust hij graag?’ vraagt Mila.
‘Kippeneten’, zegt Mick. ‘Zal ik het eens laten zien?’
Hij loopt naar buiten met een bak maïs en aardappelschillen. Die zet hij voor de eenhoorn.
‘Bah, moet ik dat opeten?’ vraagt zijn broer Stef vanuit het eenhoornpak.
‘Ja, als ik je een boterham met choco geef, hebben ze door dat je geen echte eenhoorn bent.’
‘Pff’, zucht Stef, terwijl hij zijn snuit in de bak propt. ‘Gelukkig krijg ik vanaf morgen een maand lang al jouw dessertjes.’
Mick grijnst terwijl hij terug naar zijn klas loopt. Het is het waard, al die gemiste dessertjes, als hij de verbaasde blikken van zijn klasgenoten ziet. Hij zet de box met de paardengeluiden nog een beetje luider en laat de lamp nog wat feller schijnen, zodat de anderen de tuin niet zo goed kunnen zien. Als iedereen weg is, verdwijnt de eenhoorn en komt hij nooit meer terug. En dan is Mick toch maar mooi de enige die ooit een eenhoorn in zijn tuin had!
Maura – Kikker in de buik
Maura straalt terwijl ze naar de vuile zompige beek kijkt. Daar zit de mooiste kikker die ze ooit heeft gezien: hij is bruin en groen en zijn huid is glibberig. Zijn rechteroog is dubbel zo groot als zijn linker en hij heeft superlange tenen. Als ze hem zou kussen, zou hij vast een mooie prins worden.
Behoedzaam buigt ze zich voorover. Ze strekt haar armen en… hebbes. Ze heeft de kikker met twee handen vast. Hij verzet zich niet, ze heeft zelfs het gevoel dat hij haar liefdevol aankijkt.
Thuis smokkelt ze de kikker onder haar trui naar haar kamer. Haar ouders zijn niet echt fan van kikkers, ze vinden het vieze dieren, iets wat Maura helemaal niet begrijpt. Voor haar zijn ze mooier dan een puppy.
‘Zet jij je hier maar’, fluistert ze en legt de kikker onder haar kussen.
Op dat moment hoort ze gestommel in de gang.
‘Maura, ben jij thuis?’
Papa steekt zijn hoofd door de deur. Maura wil antwoorden, maar de kikker is haar voor.
‘Kwaak!’
‘Wat was dat?’
Maura begint te blozen. Kon de kikker niet nog heel even stil blijven? Hoe moet ze dat uitleggen? Papa vindt het nooit goed dat ze een kikker in haar kamer houdt. En dan moet hij weer naar de beek.
‘Dat was… mijn buik.’
Papa kijkt haar ongelovig aan.
‘Heb je honger?’
‘Een beetje.’
‘Kom dan maar mee.’
Wanneer papa de kamer verlaat, tilt Maura het kussen nog even op. Ze brengt haar mond naar de kop van de kikker. Daar moeten ergens zijn oren zitten.
‘Flink blijven zitten, jij. Ik ben zo terug.’
In de keuken rommelt papa in de ijskast.
‘Het eten is nog niet klaar. Ik ga er meteen aan beginnen. Eens kijken wat ik voor je kan vinden. Hier!’
Glunderend toont hij een tros tomaten. Maura zucht. Papa weet toch dat ze helemaal geen tomaten lust? Maar toch zegt ze niets en neemt ze de tomaten aan.
‘Lekker!’ liegt ze. ‘Ik ga ze buiten opeten.’
Maura loopt door de achterdeur en wandelt zo onopvallend mogelijk naar het achterste deel van de tuin. Daar staat de compostbak. Zo stil als ze kan, heft ze het deksel omhoog en laat ze de tomaten er langzaam in glijden. Zo, dat probleem is alvast opgelost. In de keuken lacht ze naar papa en gaat aan de tafel zitten.
‘Kwaak!’
Papa draait zich verbaasd om.
‘Heb je nu nog honger?’
Maura kijkt om zich heen. De kikker is ontsnapt! Waar zou hij ergens zitten? Ze kijkt paniekerig om zich heen.
‘Maura?’
Papa mag de kikker niet zien. Ze moet zijn aandacht afleiden.
‘Sorry, dat was ik!’
‘Zeg jij kwaak?’
‘Ik ben aan het oefenen. Voor een toneelstuk.’
Ze weet niet waarom ze dat precies eruit flapt, maar het klinkt in elk geval goed. En op dat moment ziet ze waar de kikker zit. Achter papa, in een pot op het fornuis. Zijn kop steekt net boven de rand uit.
‘Een toneelstuk, dat zou ik wel eens willen zien.’
Papa draait zich half om naar het fornuis. Maura moet hem tegenhouden.
‘Nee!’
‘Wat?’
Papa kijkt haar onderzoekend aan.
‘Het is alleen voor de klas. Dat toneelstuk.’
Maura springt van haar stoel en loopt naar het fornuis. Ze grist een deksel van het aanrecht en zet dat snel op de pot met de kikker.
‘Kwaak!’
‘Ik kan het al heel goed!’ glimlacht ze. ‘Het gaat over een kikker die in een pot verstopt zit. Om me echt in te leven heb ik een kookpot nodig.’
‘Kwaak!’
Ze pakt de pot mee en wil snel de keuken uit glippen. Maar papa houdt haar tegen.
‘Kan je het toneelstuk niet filmen. Je hebt toch een telefoon?’
Maura kijkt vermanend naar haar papa.
‘Foei, papa. Je weet toch dat ik mijn telefoon niet mag gebruiken in de klas?’
Hailey – drol op de mat
‘Hailey, laat jij de hond even uit?’
‘Natuurlijk, mama!’
Hailey ligt op haar bed met haar telefoon in haar handen. Nog even enkele filmpjes kijken en dan zal ze de hond wel uitlaten. Er is geen haast bij.
Twee uur later hoort ze de deur opnieuw open en dicht gaan. Mama is weer thuis. En Hailey ligt nog steeds op haar bed.
‘Hailey!’
‘Ja?’
‘Kom eens naar beneden.’
Hailey legt haar telefoon weg en slentert de trap af. In de woonkamer treft ze mama aan met een gloeiend rood gezicht. Ze toont de onderkant van haar schoen, waaraan een bruine smurrie hangt. Hailey ruikt het stinkende goedje meteen.
‘Jakkes, wat is dat?’
‘Kaka.’
‘Ben je buiten in een drol getrapt?’
‘Nee, binnen!’
Mama is echt boos. Ze wijst naar de mat, waar een grote, door de schoen van mama uitgeveegde, drol ligt. Ai.
‘Jij ging de hond toch uitgelaten?’
‘Dat heb ik ook gedaan.’
Hailey weet dat ze niet mag liegen, maar ze weet ook dat een mama met kaka aan haar schoenen heel boos kan worden. Ze wil niet weten welke straf ze in petto heeft.
‘Waarom ligt hier dan een drol binnen?’
‘Dat zal van de katten komen.’
Mama schudt haar hoofd.
‘Heb je al eens gezien hoe groot en hoe plakkerig de drol is? Dat is niet van een kat, maar van een hond!’
‘Dan moest hij blijkbaar twee keer naar het toilet’, haalt Hailey haar schouders op.
Plots verandert de blik van mama. Ze kijkt in paniek naar de vuile mat.
‘Dan is hij ziek! Hij doet nooit twee keer kaka na elkaar!’
Ze sleurt Hailey en hun hond mee naar de auto, zet hen op de achterbank en geeft gas. Ze scheurt door de straten en stopt pas wanneer ze zijn aangekomen bij de dierenarts. Ze stormt de praktijk binnen, duwt een man met een zieke papagaai opzij en ploft hun hond op de operatietafel.
‘Hij is ziek!’ roept ze.
De dierenarts kijkt kalm naar de grote harige loebas voor hem. Hij pakt zijn gereedschap en onderzoekt het beest. En daarna haalt hij zijn schouders op.
‘Daar is helemaal niets mis mee.’
Hailey hupt zenuwachtig van het ene been op het andere. Ze had zo gehoopt dat de dierenarts iets zou vinden.
‘Maar hij heeft twee keer kaka gedaan!’ roept mama. ‘Twee keer!’
‘Nou en? Ik moet ook soms twee keer naar het toilet.’
Hailey trekt even haar neus op. Zijn ze nu echt toiletgewoonten met de dokter aan het bespreken? Ze moet iets nieuws verzinnen.
‘Kan het komen omdat de hond alle snoep heeft opgegeten?’
De dierenarts zet zijn bril wat beter op zijn neus, terwijl hij naar Hailey kijkt.
‘Is de hele snoeppot leeg?’
‘Ja.’
‘Dan zou ik ook buikpijn hebben.’
Mama en Hailey verlaten de praktijk, hun hond wandelt vrolijk mee. Mama is gelukkig een beetje gerustgesteld.
‘De hele snoeppot, de stiekemerd. Ik ben benieuwd om die lege pot te zien.’
Hailey is ook gerustgesteld, want mama gelooft haar verhaal voorlopig. Ze moet nu alleen nog wel een hele snoeppot gaan leegeten. De buikpijn heeft ze daar met plezier voor over.
Mehmetakif – de wereld gaat ontploffen
Mehmetakif concentreert zich op het scherm voor hem. Het nieuwe spel dat hij voor zijn PlayStation heeft gekregen is fantastisch. Je kan meer schieten dan in eender welk spel. Hij strooit bommen in het rond, de explosies spatten van het scherm.
Met een microfoontje aan zijn mond geeft hij commentaar bij wat hij doet. Hij vindt het fijn om zijn computerbelevenissen online te delen met iedereen. Hij heeft ondertussen al heel wat volgers verzameld, die goed luisteren naar alles wat hij zegt.
Het is bijna tijd om te stoppen, zijn ouders hebben het niet graag als hij uren aan een stuk gamet. Maar hij stopt niet zomaar met het spel. Hij begraaft alle bommen die hij nog had in een diepe kuil en telt dan af.
‘Drie, twee, één. Ja jongens, de wereld gaat ontploffen. Over een dag ben ik er weer.’
Hij zet de PlayStation uit en gaat naar beneden. Misschien moet hij ook maar eens wat huiswerk maken.
Wanneer zijn ouders die avond het nieuws opzetten, schrikken ze van de toon van de verslaggeefster.
‘We hebben nog één dag, en dan zal de wereld vergaan. We kunnen er maar beter allemaal het beste van maken. Wetenschappers zoeken nog naar de oorzaak en een mogelijke oplossing, maar de kans is klein dat we die vinden.’
Er worden beelden getoond van mensen die in de winkel alles in hun kar proppen. Rayons toiletpapier worden leeggehaald. Wat is dat allemaal? De verslaggeefster gaat verder.
‘De onheilsboodschap begon op het internet. Laten we eens kijken.’
En dan ziet Mehmetakif beelden van zijn game en hij hoort zijn eigen stem: ‘Drie, twee, één. Ja jongens, de wereld gaat ontploffen. Over een dag.’
Het laatste stukje van zijn zin staat er niet meer op. Hij heeft zijn microfoon te vroeg uitgezet.
‘Over de hele wereld hebben jongeren deze boodschap overgenomen’, zegt de verslaggeefster. ‘De paniek is ongezien. Dit was Alyana voor het nieuws.’
Wat. Is. Dat?
Enerzijds is Mehmetakif best wel trots. Zijn video is viraal gegaan, over de hele wereld dan nog! Maar anderzijds heeft hij voor paniek gezorgd. Dat is misschien niet zo goed. Zijn telefoon begint te rinkelen.
‘Mehmetakif. Hoe weet je dat de wereld gaat ontploffen? En vooral wat moeten we doen om dat te vermijden?’
Overdonderd legt hij zijn telefoon neer. Maar meteen begint die opnieuw te rinkelen. En tegelijk gaat de deurbel. Mehmetakif kijkt door het raam, overal staan journalisten. Wanneer hij de deur op een kier zet, hoort hij stemmen roepen.
‘Wat moeten we doen?’
‘Hoe lossen we dit op?’
Mehmetakif haalt zijn schouders op.
‘We kunnen maar best veel snoep eten. Dan hebben we dat toch maar gehad.’
De journalisten stormen weg naar hun cameramensen om verslag uit te brengen van wat ze hebben gehoord. Op slag beginnen alle fabrieken zoveel mogelijk snoep te maken, en alle mensen zoveel mogelijk snoep te eten. En als het snoep op is, komen ze aan Mehmetakif vragen wat ze moeten doen.
‘Meer snoep maken, natuurlijk!’
Er worden miljoenen kilo’s snoep geproduceerd op korte tijd. En wanneer het avond is, houdt iedereen zijn hart vast. Sommige mensen komen samen op pleinen om het einde van de wereld mee te maken, anderen beleven het thuis bij hun familie
Maar er gebeurt helemaal niets.
Een groot feest barst los. Mensen zijn hysterisch: de oplossing heeft gewerkt. Door met zijn allen snoep te eten is de wereld niet ontploft. Mehmetakif is een genie!
Terwijl Mehmetakif tussen twee potten snoep zit en niet weet of hij nu best eerst alle snoepveters opeet of de draculatanden, wordt er aan zijn deur gebeld. Hij staat op, wrijft over zijn pijnlijke buik en loopt naar de deur. Daar staat de eerste minister, die hem plechtig toespreekt.
‘Mehmetakif, omdat u ervoor heeft gezorgd dat de wereld niet is vergaan, benoemen wij u tot de allereerste president van België.’
Mehmetakif kijkt een beetje beduusd. President van België? Wat moet hij daarmee? De minister kijkt hem vragend aan.
‘En?’
‘En wat?’
‘Wat wordt uw eerste daad als president?’
Mehmetakif krabt even op zijn hoofd. Daar heeft hij nog niet meteen over nagedacht, maar hij heeft wel een ideetje.
‘Misschien een PlayStation voor alle kinderen?’
Want daar is het tenslotte allemaal mee begonnen. Voor de rest weet hij niets. Hij wil de deur sluiten, maar bedenkt zich dan.
‘Aangezien ik al het werk nu heb gedaan, stel ik voor dat jullie allemaal weer aan het werk gaan, en ik even niets doe.’
Tot zijn verbazing beginnen alle mensen voor de deur te applaudisseren. Dat hebben zijn ouders nog nooit gedaan als hij zegt dat hij niets wil doen. Best maar van profiteren nu het nog kan.